De opkomst van de stapsgewijze renovatie-aanpak

Leestijd 7 – 9 minuten, door Yuri van Bergen

Onlangs sprak een oude bekende van BouwhulpGroep zich uit dat we trotser mogen zijn op het feit dat onze visie en methode van stapsgewijs renoveren van componenten in slechts enkele jaren zo vaak als voorbeeld en/of inspiratie is gebruikt door anderen. Toen we nu bijna tien jaar geleden met elkaar in contact kwamen, sprak de gebouwde omgeving zich namelijk liever niet uit over deze stapsgewijze aanpak. Want in de gebouwde omgeving en met name in de sociale sector stond stapsgewijs bekend als: duur, ingewikkeld en vooral theoretisch. Maar dat lijkt vandaag de dag wel anders geworden. Sinds het klimaatakkoord van Parijs is ondertekend en het Klimaatakkoord in ons land in een stroomversnelling is gekomen blijkt voor de gebouwde omgeving stapsgewijs renoveren een van de meest haalbare methoden om een dergelijk omvangrijke opgave van 7,6 miljoen bestaande woningen met matige energetische kwaliteit, waarvan 5 miljoen in particulier bezit, met elkaar te renoveren. In dit artikel wil ik graag terugblikken op de totstandkoming van deze ontwikkeling.

“Waarom gaan we in de praktijk van transformatie en renovatie momenteel niet sneller dan duizend woningen per jaar?” Deze vraag spookt al jaren door mijn hoofd en tot mijn schrik is het antwoord eenvoudiger dan ik dacht; we krijgen als sector het resultaat terug van de investering die we met elkaar de afgelopen decennia zelf hebben gedaan.In de periode waarin stadsvernieuwing centraler kwam te staan werd vanuit het collectieve en sociale belang door de maatschappij gebouwd aan een woningvoorraad waar leefbaarheid en kwaliteit voor iedereen bereikbaar moest zijn (periode 1965-1991). Maar ook in deze periode kon de particuliere woningvoorraad maar in zeer beperkte mate verbeterd worden. In de periode daarna is de particuliere stadsvernieuwing losgelaten en richtte men zich volledig op nieuwbouw voor particulieren. De aandacht voor verbetering van de woningvoorraad beperkte zich vanaf toen tot het beheer van huurwoningen. De huidige verduurzamingsopgave schreeuwt echter om verbetering van juist die particuliere woningvoorraad.

Iedere andere sector die nu bezig is met de grote verduurzamingstransitie kan oogsten uit een volwassen markt en/ of ervaren klanten die worden meegenomen in de keuze uit ‘nieuwe’ duurzamere producten in een reeds bestaande markt. Of in sommige gevallen oogsten zij met bestaande ‘refurbished’ producten in nieuwe markten. Maar wij, de sector gebouwde omgeving in de nichemarkt van renovatie & transformatie, hebben deze luxe niet. Waar in andere sectoren het aanbod in duurzamere producten zich langzaamaan begint te ontwikkelen, blijven wij als sector nog steeds oerconservatief postkoetsen met elkaar bouwen. Vaak wordt hier tegenin een succesvolle ‘uitzondering op de regel’ gebracht die deze onprettige werkelijkheid voor iedereen toch acceptabel moet maken. Maar zeg eens eerlijk, welke van deze voorbeelden gaan niet over nieuwbouw, een (eenmalig) project, slechts een product of eigenlijk onderhoud plus? En toch zie ik steeds vaker lichtstralen door dit donkere wolkendek, dat boven de gebouwde omgeving hangt, heen stralen. De reden? Nog nooit is er in de geschiedenis van de volkshuisvesting zoveel gesproken over een nieuw fenomeen: het stapsgewijs renoveren van bestaande woningen tot CO2neutraal.

Figuur 1:  Het denken in stappen als illustratie in beeld gebracht om juist de kansen voor innovatie in de tijd zichtbaarder te maken (bron: BouwhulpGroep, 2014).

De basis: van een projectmatige naar een conceptuele aanpak

Om de renovatie opgave die groter is dan ooit (1) in beweging te brengen is stapsgewijs renoveren voor BouwhulpGroep altijd de oplossing geweest. Deze keuze hebben wij mede gebaseerd op een bewezen praktijk van de 500.000 woningen die wij in 40 jaar tijd in allerlei vormen in handen hebben gehad. We moeten met elkaar (van bewoner tot industrie) gaan stoppen met het op projectmatige wijze renoveren van wijken en juist conceptueel gaan samenwerken. Het industrialiseren van bewezen oplossingen tot producten en meer gaan denken vanuit de klant vormden voor ons de meest haalbare oplossing. Maar voordat we deze stap konden zetten moesten we eerst onze Nederlandse woningvoorraad gaan herordenen. 

In de afgelopen veertig jaar hebben we samen met partners onderzoek gedaan naar de kwaliteit van onze gebouwde omgeving op basis van zogenaamde referentiewoningen (2). Het denken in referenties is niks nieuws in de wereld. Eigenlijk wordt deze methode dagelijks overal om ons heen toegepast. Het voordeel van deze methode is vooral voor de ‘denkers’ in strategie en beleid dat het een betrouwbare werkwijze is om de gekozen scenario’s door te rekenen op weg naar de besluitvorming voor eigenlijk iedereen. Maar toen we als adviseur betrokken werden bij diverse overheidsprogramma’s die het doel hadden de duurzame transitie aan te jagen werd het ons snel duidelijk dat deze onderlegger snel furore zou gaan maken (zie figuur 2). Niet vanuit onze visie om stapsgewijs de woningvoorraad te verbeteren met de eigenaar-bewoner aan de knoppen. Deze wijsheid zou pas later het grote publiek bereiken toen de beloofde aantallen in herhaling uitbleven en men zich ging realiseren dat stap voor stap een haalbaarder tempo is voor de gebouwde omgeving. De populariteit van onderstaande inmiddels karakteristieke afbeelding uit 2012 hebben we te danken aan het simpele feit dat er ineens een landelijk besef kwam dat de bestaande woningen toch minder verschillend zijn dan men altijd heeft gedacht (noot 3).

Figuur 2: Denken in referenties. Overzicht van de Nederlandse woningvoorraad geordend naar de meest voorkomende woningtypen en bouwjaren (bron: BouwhulpGroep, 2012).

Het vervolg: van denken in referenties naar denken in componenten

Het denken in referenties vanuit een praktijk van 500.000 woningen heeft voor ons de mogelijkheid geboden om verder te gaan dan de theoretische benadering. Ook in onze praktijk liepen we steeds vaker tegen het probleem aan dat het gebruik van referenties te weinig ruimte bood voor de ervaringen vanuit de dagelijkse renovatiepraktijk. Het gelijk van de spreadsheet is immers geduldig maar voor de mensen die wonen in deze woningen is te lang wachten natuurlijk onacceptabel. Een nieuwe manier van kijken was daarom noodzakelijk om de overwaarde in schaal en kwaliteit van onze huidige woningvoorraad om te zetten naar massa en daarmee innovatie gericht op nieuwe producten (conceptueler) en nieuwe markten (particulieren) mogelijk te maken (noot 4). 

Om met de volledige keten van bewoner tot producent tot innovatie te komen waarmee we met minder mensen meer woningen zouden kunnen verduurzamen moesten we gaan denken op een kleinere schaal dan de referentie en op een grotere schaal dan die van het product. Deze nieuwe schaal hebben wij strategisch gekozen op het niveau van de component. Voor ons bestaat een component uit samengestelde bouwdelen die voorzien in een gebruiksfunctie. Dat betekent dus niet de complete woning en we gaan verder dan een enkel product of bouwdeel. De component is het snijvlak waar techniek de mens ontmoet op basis van een herhaalbare oplossing. Om de ‘klanten’ niet te gaan vervelen met tientallen jaren van onderzoek, ontwikkeling en prototyping communiceren wij vanuit ‘componentfamilies’. En met deze componentfamilies hebben we een platform gebouwd om de volledige woningvoorraad opnieuw te ordenen naar 9 dakfamilies, 7 gevelfamilies en 5 ruimtefamilies. En daarmee de mogelijkheid gecreëerd om op basis van een scala aan producten vanuit een industrieel proces met elkaar tot een samenwerking te komen die (in theorie) geen einde kent! Hoewel de figuur een eenvoudige ordening suggereert enkel op vorm zijn het vele databestanden tezamen die de onderlegger voor deze ordening vormen. Waar de eerste generatie BouwhulpGroep zich vooral heeft gefocust op het denken en ordenen van onze bestaande woningvoorraad concentreren we ons als tweede generatie op het doen en innoveren vanuit verschillende nieuwe samenwerkingsvormen in de praktijk. Laatst vroeg iemand me vanuit het publiek bij een evenement wat het voordeel van deze aanpak was voor hem? Dit antwoord is eigenlijk heel eenvoudig én de reden waarom stapsgewijs renoveren de toekomst heeft; het renoveren van componenten in de serie van 1 maakt het volledige bouwproces de helft goedkoper (5)! Maar dan moeten we wel stoppen met het denken en werken in projecten.

Figuur 3: Overzicht van de aanwezige componentfamilies in de woningvoorraad als ordening naar een gezamenlijke taal waar zowel de techniek en het sociale elkaar begrijpen (bron: BouwhulpGroep, 2015).

Denken vanuit social impact

Het denken in (kleinere) stappen voor het verduurzamen van de woningvoorraad begint aan populariteit te winnen. Dit jonge succes voor de methode ontstaat door de mogelijkheid die men heeft om enerzijds nu kritieke punten aan te pakken en voor de resterende werkzaamheden te leren van toekomstige ervaringen. Zo krijg je nooit ‘spijt’ van besluiten op de lange termijn. Anderzijds geeft het ruimte aan iedereen om de wat moeilijkere renovatievragen simpelweg meer tijd te geven en misschien zelfs uit te stellen tot het moment dat er door innovatie nieuwe mogelijkheden zijn ontstaan. Deze denkwijze is, populair gezegd, ‘lenig’ en ‘strategisch’ en is opgezet om de bewoners aan de knoppen te zetten en stakeholders invulling te laten geven aan een plan dat is ontworpen om te herhalen. 

Afsluitend keren we terug naar de vraag waarom we niet tot opschaling komen in de verduurzaming van de gebouwde omgeving tot het gewenste tempo van 1.000 woningen per dag. Waar ik aan het begin van dit artikel met mijn vinger wees naar het verleden (vanuit de gedachte dat we dit te danken hebben aan onszelf als sector) is na het schrijven van dit artikel mijn conclusie genuanceerder. Het verdelen van de Nederlandse woningvoorraad naar eigendom is grotendeels óók een politieke aangelegenheid. En waar de ‘vrije markt’ denkt in omzet en rendement gelden er voor de politiek andere waarden. Dus blijkbaar hebben we daarmee in Nederland een manier gevonden om naast elkaar te werken in plaats van met elkaar. De ordening naar bezit van (sociale) huur en particulier bezit vormt voor duurzame opschaling misschien wel de grootste barrière om stapsgewijs met elkaar tot innovatie te komen. En juist deze barrière hebben we nu met de stapsgewijze aanpak voor eens en voor altijd beslecht.

Want met het wegnemen van de barrière van eigendomsvorm ontstaan er nieuwe kansen binnen de sector om opnieuw kwaliteit aan een woning toe te voegen!

Figuur 4: Overzicht van de verhouding in de metropoolregio Rotterdam Den Haag waar de verhouding tussen koop en huur in zijn totaal fifty-fifty is. Echter wanneer men inzoomt per stads- en dorpskern ziet men een meer gedifferentieerde opgave van eigendom, woningtype en bouwjaren (bron: BouwhulpGroep, 2017).

Bronnen / noten:

  1. ComponentRenovatie centraal, Martin Liebregts & Yuri van Bergen, 2010
  2. Voorbeeldwoningen 2011 Bestaande bouw, Agentschap NL, 2011
  3. Het besef vanuit de markt dat er meer overeenkomsten zitten in de wijze waarop de woningen tot stand zijn gekomen bleek toch iets nieuws te zijn. In een relatief korte bloeiperiode van onze nieuwbouw productie van 1946 tot 2011 zijn maar liefst bijna 4 miljoen woningen neergezet (62K per jaar). Dit heeft gezorgd voor een grote mate van uniformiteit bij deze woningen in zowel de plattegrond als de bouwwijze (bron: Essay de toekomst van de woningvoorraad, Martin Liebregts & Haico van Nunen, 2014 ). Echter wijst hedendaags onderzoek (bron: #DuurzaamRenoveren, Haico van Nunen, 2017) uit dat er in de komende dertig jaar slechts behoefte is aan 1 miljoen woningen (32k per jaar) voor veelal een andere doelgroep dan gezinnen. Daarmee zal de maatschappelijke aandacht langzaam over gaan van de behoefte aan nieuwe woningen naar de potentie en mogelijkheden van onze ruim 7,6 miljoen bestaande woningen. Al is het maar omdat de nieuwbouwwoningen (net als de vroegere systeembouwwoningen, bron: Atlas van de Wederopbouw Nederland 1940-1965, Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed, 2016) veel meer prefab worden geproduceerd dan in het verleden en daarmee dus minder afhankelijk worden van de beschikbaarheid van specialisten en experts.
  4. Iedereen weet dat veranderingen, op enkele succesvolle voorbeelden na, nooit snel gaan. Maar sinds de stadsvernieuwing (1975-1991) heeft de praktijk van renovatie en transformatie zo goed als stil gestaan, zeker ten opzichte van nieuwbouw (in aantallen en innovatie). Je kunt stellen dat de praktijk zich heeft opgedeeld in enerzijds de sociale huurwoningen en anderzijds de particuliere koopwoningen. Ook is er een opdeling te maken in de praktijk van onderhoud (schilderen, na-isoleren en vervanging installaties) en de praktijk van (conceptuele) nieuwbouwwoningen. Een praktijk waarbij de focus ligt op volume en prijs welke steeds meer tegen haar eigen grenzen begint aan te lopen wanneer we de huidige duurzaamheidseisen op tafel leggen. Niet het verstand maar de lobby zorgt er op dit moment voor dat men kansen ziet richting de toekomst voor nieuwbouwwoningen. Maar wie niet de emotie of het belang volgt maar de beschikbare data weet dat langzamerhand de bestaande woningen de komende dertig jaar de meeste aandacht zullen gaan krijgen en wat innovatie betreft de grootste inhaalslag gaan maken.
  5. Innovatie gaat de gebouwde omgeving redden, Yuri van Bergen, 2019

Deel dit artikel: