Waarom de verduurzamingsopgave vaker over capaciteit zou moeten gaan

Leestijd: 5 – 7 minuten, door Yuri van Bergen

In december vorig jaar organiseerde het Nationaal Klimaat Platform hun eerste ‘De Top Van Onderop’ in het theater Spant! in Bussum. Het was een dag vol energie met honderden mensen die zich met succes inzetten voor duurzaamheid. De positieve energie van vooruitgang was dan ook duidelijk voelbaar. Gedurende de dag was er veel tijd gereserveerd voor het ophalen van kennis en het delen van waardering voor bewezen initiatieven die zijn gestart vanuit de samenleving zelf. Een sfeer die ik persoonlijk het beste kan omschrijven als ‘volkshuisvestelijk’. Dankzij de KRO-NCRV zijn alle events opgenomen en dus eenvoudig terug te kijken (1). De uitdaging van een opgave zoals de gebouwde omgeving, met de grootste impact op onze klimaatdoelen, werd zeker gehoord. Het feit dat 90% van deze woningvoorraad er over 25 jaar nog steeds gewoon zal staan wordt gezien en erkend. Maar antwoorden op de vraag hoe we deze miljoenen woningen hoogwaardig en samen met haar bewoners duurzaam gaan renoveren, zijn niet eenvoudig te geven. Een van de oorzaken ligt simpelweg bij een gebrek aan capaciteit binnen de huidige politiek en overheidssysteem. Want niet alleen is de verduurzamingsopgave van 14.000 buurten in 25 jaar groot, het betreft hier ook nog eens bestaande woningen waarvan twee derde in bezit is van de private woningeigenaar. Dit vraagt veel inzet om eigenaren te verleiden tot verduurzaming en hen te ondersteunen met kennis en financiële middelen. Daarom rijst de vraag of de verduurzamingsopgave niet vaker over capaciteit zou moeten gaan? In dit artikel laten we met voorbeelden uit onze praktijk zien dat er methodes en tools zijn ontwikkeld waarmee met minder inzet van capaciteit meer kan worden bereikt.

Het collectief renoveren van componenten

BouwhulpGroep draagt al sinds 1978 bij aan het toekomstgereedmaken van buurten voor álle woningeigenaren. In het verleden, tijdens de stadsvernieuwing, waren we vooral actief aan de keukentafel van bewoners en eigenaar-bewoners voor ondersteuning om te zorgen dat bij het maken van onderhoud- en renovatieplannen rekening werd gehouden met hun belangen. In de jaren negentig kreeg energiebesparing, naar aanleiding van de maatschappelijke discussie die ontstaan was door de rapporten van de Club van Rome, meer en algemener de aandacht (2). Tegelijkertijd speelde er een tweede grote maatschappelijke opgave in ons land: de opgave om meer kwalitatieve woningen te bouwen voor betaalbare prijzen. Dit vroeg om een industriële aanpak gericht op de consument (3). Als onderzoekers kregen we de opdracht om het beschikbare aanbod te ordenen en beoordelen op basis van de mate van Industrieel, Flexibel en Demonstabel. Deze ordening was niet willekeurig maar juist gericht op een grote opgave die je vandaag zou kunnen omschrijven als de verduurzaming van duizend woningen per dag. Een opgave die enkel kan worden gerealiseerd door industrialisatie (hoge kwaliteit, lage kosten door herhaling), flexibiliteit (vraaggestuurd op basis van werkelijke wensen van woningeigenaren) en demontabel (een opgave die we vandaag zouden omschrijven als circulair). Een aanpak die toen van harte welkom was in de praktijk van Beheer & Onderhoud, Renovatie & Transformatie én Nieuwbouw. Op basis van de praktijk van woningbouwcorporaties zou je kunnen zeggen dat voor Beheer & Onderhoud en Nieuwbouw er vele bewezen methodieken zijn ontwikkeld die landelijk breed worden uitgedragen (bijv. door Aedes, Neprom, OnderhoudNL, Bouwend Nederland, Conceptueel Bouwen, etc.). Dit geldt helaas niet voor renovatie en transformatie.

Een van de oorzaken hiervan is waarschijnlijk dat het renoveren en/of transformeren van de gebouwde omgeving zich technisch moeilijk laat beschrijven. Kijken we naar bijvoorbeeld onderhoud, dan zien we dat daar  breed gedragen kwaliteitssystemen worden gebruikt zoals de conditiemeting. Als een van de bureaus betrokken bij de opzet van dit systeem blijf ik even weg van de waarde en of nut. Maar binnen een bandbreedte kan je wel stellen dat het hier mogelijk is om met elkaar dezelfde taal te spreken. Dit wil overigens niet zeggen dat we daarmee ook hetzelfde oordeel hebben of dezelfde oplossingen zien.

Tweede voorbeeld van een succesvolle introductie van nieuwe taal om de opgave eenduidig te beschrijven is die van conceptueel bouwen. Na de wederopbouwperiode waarin we op basis van contigenten bijna 250 duizend woningen in 15 jaar hebben gebouwd ontstaat er behoefte aan meer keuzevrijheid en differentiatie (4). Het succes van de deze zogenaamde fabriekswoningen had laten zien dat er met bouwen weliswaar tempo gemaakt kon worden, maar ook dat er binnen dat proces van gestandaardiseerde bouwsystemen er weinig ruimte was voor innovatie. Conceptueel bouwen stelt hier het denken in concepten tegenover. Deze concepten kunnen op industriële wijze geproduceerd worden met behoud van keuzevrijheid voor de bewoner. Omdat we als BouwhulpGroep zowel in onderzoek en praktijk hadden ervaren dat de praktijk van nieuwbouw een andere dynamiek had dan die van renovatie werd besloten om deze wegen van elkaar te gaan scheiden. Mede-oprichter van BouwhulpGroep Pieter Huijbregts (5) begon met het initiatief Netwerk Conceptueel Bouwen (6) terwijl mede-oprichter Martin Liebregts († 2014) besloot de praktijk van conceptueel renoveren op te gaan schalen onder de naam Component Renovatie (7).

In eerdere artikelen heb je kunnen lezen wat deze methode inhoudt (8). En welke organisaties deze methode geschikt hebben gemaakt voor hun eigen opgave en ambities (9). Daarmee kan je stellen dat deze visie, ontwikkeld in de jaren negentig en in het afgelopen decennium bij alle soorten woningeigenaren in praktijk gebracht klaar is voor opschaling. Het aantal ideeën en initiatieven die geïnspireerd zijn op deze methode laat zien dat de aanpak maatschappelijk is geaccepteerd. De bovenstaande foto’s laten bewezen resultaten zien vanuit onze praktijk die in opdracht van woningcorporaties tot en met private woningeigenaren zijn gemaakt. De gekozen oplossingen verschillen uiteraard op basis van de wensen en (specifieke) opgave van de buurt en haar bewoners. Je kan hier denken aan het eenvoudig duurzaam renoveren van enkel het dak en bijbehorende installaties tot met volledige buurten die in één keer van het gas worden gehaald. Maar ook zie je er voorbeelden van woningeigenaren die kiezen voor een eigen unieke aanpak van hun eigen buurt of eigenaren die naast energie ook de ambitie hebben om tegelijkertijd bewuster met duurzame bouwmaterialen te werken.

In een volgend artikel zal ik de overeenkomsten en verschillen binnen de verduurzamingsopgave van buurten verder toelichten en vooral ook meer inzicht geven in de resultaten van deze aanpak waarbij juist het verschil in eigendom, woningtype en ambitie geen barrière vormen. Daarmee is deze aanpak dus geschikt voor verdere opschaling. Of met andere woorden geschikt voor met hetzelfde aantal mensen simpelweg meer woningen te verduurzamen.

Deel dit artikel:

mm

Het betaalbaar verduurzamen van bestaande woningen waarbij de bewoners zélf de regie heeft is de opgave waar onze correspondent Yuri zich dagelijks en met heel veel energie voor inzet. Zijn doel is het behoud van onze planeet maar vooral de mensen die daarop wonen. Yuri van Bergen is directeur van BouwhulpGroep, initiatiefnemer van Alliantie+ en tevens hoofdredacteur van deze blog. Hij publiceerde vier boeken gericht op de opgave om duizend woningen per dag te verduurzamen en wordt blij van goede ideeën die ook tot iets leiden!